Historie van de kerk

Westeremden, Gereformeerde kerk.

In 1934 werd het oude kerkgebouw (Jachin) in Westeremden vervangen door een nieuwere, grotere kerk (BOAZ) aan de overkant van de Kosterijweg. De namen van de kerken zijn ontleend aan de twee zuilen bij de ingang van Salomo; Jachin (‘grondvester’) en Boaz (‘in Hem is kracht’). De BOAZ-kerk is een mooie regionale stijlvariant van de Amsterdamse School, gebouwd naar ontwerp van de uit Bedum afkomstige architect Albert Wiersema, vooral werkzaam in de provincie Groningen.

De symmetrische zaalkerk is bereikbaar via een gemetselde stoep van drie treden, en wordt gescheiden van de openbare weg door een eenvoudig, laag bakstenen muurtje. De opvallende entree aan de westzijde bevindt zich in een halfrond uitgebouwd portaal in de voorgevel en bestaat uit twee halfronde houten deuren, onder een rollaag met een dikte van vier stenen. Het zijn eenvoudige deuren, voorzien van ijzeren gehengen en gedecoreerd met een klein ruitje met geometrische motieven. Aan de achterkant is een consistorie aangebouwd met een entree aan de noordkant. De kleurstelling van kerk en consistorie in primaire kleuren doen denken aan ‘De Stijl’; rode deuren, blauwe dakgoten en witte accenten.

De kerk is opgetrokken in gesinterde baksteen en wordt gedekt door een zadeldak met zwarte gotische pannen en aan drie zijden ver uitkragende houten goten. De façade wordt geleed door staande vensters, gescheiden door gemetselde uitkragende montanten. Zowel de noord- als zuidzijde zijn versterkt met vier steunberen, waarvan de eerste en de vierde onderdeel zijn van de façade of de achtergevel. Tussen de steunberen zijn de muurvlakken voorzien van twee- en vierruitvensters. Boven de entree bevinden zich vijf staande opklimmende vensters, als een soort ‘vijflicht’. Op de top van de kerk staat een vierkante, met zink beklede houten dakruiter met een naaldvormige spits waarvan de vierkante basis 45° is gedraaid ten opzichte van het grondplan van de kerk.

Op de achterste travee na is het interieur ongewijzigd. De vele en hoge ramen zetten het interieur in een helder licht. Het patroon van de houten betimmering van het paraboolvormige gewelf wordt herhaald in de strakke houten lambrisering onder de ramen. Bijzonder is het vurenhouten meubilair met geometrische motieven: de kerkbanken, het doopvont en de lessenaar. Tegen de oostmuur is een grote en diepe nis met daarin de kansel, geaccentueerd door een vooruitspringende betonnen verdieping met daarop het orgel, afkomstig uit de oude Jachin-kerk.